Imkers op reis: kokosnoothoning op Madagaskar?!
Door Frank Leenen
Voor de organisatie PUM, Netherlands senior experts, ging ik dit voorjaar opnieuw op pad om met collega imkers in de tropen van gedachten te wisselen over het houden van bijen voor honingproductie en bestuiving. Ik bezocht verschillende projecten, waaronder een kokosnootplantage in Madagaskar. De belangrijkste vragen die de imkers daar beantwoord wilden zien, gingen over monoflorale honing van de kokospalm. Maar de plaatselijke bijenkasten kwamen eerst ter sprake.
Eerst een moeilijke quizvraag: Wat is de hoofdstad van Madagaskar? Dat raadt niemand! In april stapte ik op de vlucht van Parijs naar Antananarivo of ‘Tana’, zoals de mensen die op dit reuzeneiland wonen, hun eigen hoofdstad gemakshalve noemen.
Vanuit Tana vertrekken de binnenlandse vluchten naar alle uithoeken van Madagaskar. Over de slechte wegen kan het reizen naar het uiterste noorden, zeker als het regent, vier tot vijf dagen duren. Maar ook met een vliegticket op zak, is het helemaal niet zeker dat je volgens het vluchtschema vertrekt, laat staan dat je op de afgesproken tijd en plaats aan zult komen. Zo is reizen tenminste nog avontuurlijk en kwam ik via een alternatieve vliegroute zelfs een halve dag eerder aan in Sambava, in het noorden van Madagaskar.
Dit is een relatief rijk deel van een verder arm land. Hier wordt bijvoorbeeld veel vanille, kruidnagel en kaneel verbouwd en de opslag en handel in deze specerijen leveren al generaties lang veel geld en werkgelegenheid op. Het zijn wel voornamelijk enkele Indiase en Chinese families die de grote ondernemingen in handen hebben zodat de rijkdom in een elite is geconcentreerd. Maar goed, deze families bieden in hun ondernemingen en met hun uitbundige leefstijl (huizen, auto’s en tuinen) weer veel werkgelegenheid aan de rest van de inwoners in deze streek.
5.000 hectare kokosnoten
Hier ligt langs de kust van de Indische oceaan ook de grootste kokospalmplantage van het land. Deze meet ruim 5.000 hectare (!) en is zo’n veertig jaar geleden aangeplant. Dat betekent dat het vroegere staatsbedrijf langzaam maar zeker steeds verder in productie achteruit gaat en dat renovatie en herbeplanting heel hard nodig is.
Dat gebeurt gelukkig, nu een deel van de aandelen van deze staatsgigant in handen is van private ondernemers. Die nieuwe ondernemersgroep gaat de oude plantage weer leven in blazen door een betere variëteit kokosnoten aan te planten.
Daarvoor zijn kwekerijen opgezet, waar het zaad (kokosnoten) van een speciale hybride lijn tot kiemen wordt gebracht en wordt opgekweekt tot kleine boompjes. Die boompjes worden dan op de eigen plantage gebruikt voor de nieuw in te planten percelen, of over de hele wereld verscheept om te worden verkocht als prima plantgoed.
Voor een hybride kokospalm zijn natuurlijk een mannelijke en een vrouwelijke lijn nodig. En in de onderlinge bestuiving spelen de bijen een grote rol. Hier op Madagaskar is dat de plaatselijke bij Apis melifera unicolor, een kleine, donkere bij, die tot mijn verbazing erg gemakkelijk in de omgang is.
Zo werd ik rondgeleid over de enorme plantage en kreeg in twee dagen tijd een redelijke indruk van de situatie op imkergebied. De plantage is verdeeld in ‘blokken’ van zo’n 400 hectare. Op enkele blokken is al een bijenstation gerealiseerd. Zo’n station bestaat dan uit 30 tot 40 kasten, die verspreid onder palmen worden neergezet, elk op een soort onderstel van houten pootjes.
Maar pas nadat ik verschillende imkers aan het werk had gezien, kon ik de situatie beter begrijpen. De bijen worden hier traditioneel gehouden in houten bakken zonder raampjes. Het is eigenlijk een soort kunstmatige holle boom, waar je raten met honing uit kunt oogsten door die weg te snijden.
Nieuwe kasten maken
De kasten die ik samen met de imkers kon bekijken en open maken waren kapot, met kieren en spleten en vaak hingen de bijen in grote trossen aan de onderkant van de kast of zag de kast zwart van de bijen die op de zijwanden druk aan het ventileren waren. Bij het openmaken bleken raampjes of toplatten ook scheef en op willekeurige afstand in de kast te zijn geplaatst. Soms hadden de bijen twee raten op de plaats van één raampje gebouwd of was met dikke spekraat de boel stevig ‘dichtgetimmerd’.
Een dergelijke kast openmaken betekent: raten los snijden, broed proberen te sparen en zoveel mogelijk brokken raathoning opzij leggen als oogst. Net alsof je uit een holle boomstam oogst.
We konden al pratend wel een paar conclusies trekken: deze bijen zouden het beter doen als we de kasten konden verbeteren. Op naar de timmerwerkplaats dus. De jongens in de werkplaats hadden zowaar een bouwtekening van een Langstroth kast, maar hadden de maatvoering niet al te nauwkeurig gevolgd. Om een bijenkist te timmeren hoef je toch niet op een halve centimeter te kijken?
Met de uitleg over de bijenruimte en de wetmatigheden die nu eenmaal gelden in een bijenvolk, maakten we een nieuwe tekening. Daarvoor ging ik eerst een ochtend met twee ervaren imkers het veld in om een wilde zwerm te vinden. Gewapend met een liniaal en een grote mand op safari door het manshoge gras!
We vonden al na een uurtje lopen een prachtig volk, half verborgen onder een omgevallen palm. De afstand tussen de natuurlijke raten bleek voor Apis melifera unicolor 32 tot 33 millimeter te zijn. Zo maakten we samen een nieuwe tekening én een voorbeeldkast waarop we met watervaste stift de maten in millimeters op het hout schreven. ‘Deze 100 keer namaken, maar wel precies zo!’
Op mijn volgende reis naar Madagaskar ga ik kijken of de nieuwe bijenkasten in de praktijk werken en kan ik ook verder praten over de monoflorale honing van de kokospalm.